Gepubliceerd op 14-03-2021

Strandvonderij

betekenis & definitie

is de instelling, waarbij, in het belang der rechthebbenden, het beheer over goederen, die door de zee aangespoeld worden of zich onbeheerd op het strand bevinden, aan bepaalde ambtenaren is opgelegd. In ons land is dat beheer bij K.

B. dd. 23 Aug. 1852 (St.bl. No. 141) aangevuld bij de K. B. dd. 25 Maart 1854 (St.bl. No. 18) en 6 Maart 1901 (St.bl. No. 72) opgedragen aan den burgemeester in elke gemeente, . met uitzondering van ’s Gravenhage en het eiland Rottumeroog, waar het beheer door den koning „kan worden opgedragen aan daartoe aan te stellen personen”, terwijl in gemeenten wier kom op eenigen afstand der zee gelegen is, door den C. d. K. een of meer ,,strandvonders” kunnen worden aangesteld, om werkzaam te zijn totdat de burgemeester aanwezig is.

Artt. 550 en 551 Wetboek van Koophandel en art. 2 van eerstgemeld K. B., geven de gevallen aan, waarin die ambtenaren ’t beheer van strandgoederen op zich moeten of kunnen nemen. In verband daarmede zijn zij verplicht die goederen te bewaren; daarvan inventaris op te maken; van de berging kennis te geven, zoo aan den C. v. K. als, door publicatie in een der nieuwspapieren, aan de rechthebbenden; die goederen te verkoopen wanneer die aan bederf onderhevig zijn en wanneer die, na de voorgeschreven oproepingen niet worden gereclameerd, en voorts de overige af te geven aan: a. hen die bewijzen recht daarop te hebben en l). wanneer binnen 10 jaren geen eigenaar opkomt, aan den Staat. Zij inspecteeren de stranden in hun ressort en trachten het aangespoelde of in zee opgevischte onder hun beheer te krijgen. Zij waken tegen vervreemden of verduisteren der goederen.

Bij schipbreuk steunen zij de reddingmaatschappijen. De voorschriften aangaande de quarantaine handhaven zij. Zij zorgen, dat de kosten voor redding en berging der goederen hun waarde niet overtreffen. Ankers en andere goederen van rijksschepen en vaartuigen, stellen zij onmiddellijk onder ’t beheer der marine. Indien een gestrand schip, waarvan de gezagvoerder afwezig is, tot eene buitenlandsche natie behoort, geven zij hiervan dadelijk kennis aan den betrokken, dichtstbijwonenden consul of vice-consul. Na afgifte of verkoop van beheerde goederen, zenden zij1 rekening en verantwoording aan Gedeputeerde Staten.

Hun loon bedraagt van 10 pCt. tot l1/2 pCt. der brutowaarde, volgens de onderscheidingen bij art. 18 van het K. B. van 1852 gesteld, ’t Batig saldo van ongereclameerde goederen wordt bij den ontvanger der domeinen gestort. Het ambt van ,,opperstrandvonder” is door voormeld K. B. van 1852 vervallen.

< >