duitsch jurist en politikus, geb. 13 Aug. 1816 te Berlijn, werd in 1844 tot buitengewoon en in 1858 tot gewoon hoogleeraar benoemd; 1858—93 was hij lid van den pruisischen landdag, 1867—84 lid van den rijksdag, en overl. 22 Juli 1895.
G. was een vruchtbaar schrijver en een ijverig bevorderaar van praktische politiek, een groot kenner der engelsche wetgeving, hetgeen hem een belangrijken invloed gaf op de nieuwere constitutioneel en administratieve wetgeving van den pruisischen staat, wier grondbegrippen voor een goed deel van hem zijn uitgegaan. Met Twesten en Sybel behoorde hij tot de warmste verdedigers van de door Bismarck met voeten getreden grondwettige rechten; doch zoomin radikaal als demokratisch gezind, sloot hij zich tenslotte, toen Bismarck’s werk met succes was bekroond, als nationaal-liberaal bij dezen aan; hij verloor daardoor allen politieken invloed; als rechtsgeleerde bleef hij daarentegen nog langen tijd vruchtbaar werkzaam. Hij schreef: Die formellen Verträge des neuern röm. Obligationenrechts (Berl. 1845), Adel und Ritterschaft in England (1853), Das heutige engl. Verfassungsund Verwaltungsrecht, zijn hoofdwerk (2 gedeelten, 1857—63, 3e druk van het eerste gedeelte onder den titel: Das engl. Verwaltungsrecht der Gegenwart, in 2 dln., 1883—84, 3e druk van het tweede gedeelte onder den titel: Selfgovernment, Kommunalverfassung und Verwaltungsrichte in England, 1871), Die Lage der preuss. Heeresorganisation (1862), Soll der Richter auch über die Frage zu befinden haben, ob ein Gesetz verfassungsmässig zu Stande gekommen? (3e dr., 1863), Budget und Gesetz nach dem konstitutionellen Staatsrechts Eïiglands (1867), Die Stadtverwaltung der City von London (1867), Freie Advokatur (1867), Verwaltung, Justiz, Rechtsweg, Staatsverwaltung und Selbstverwaltung nach engl, und deutschen Verhältnissen (1869), Die konfessionelle Schule (1869), Die bürgerliche Eheschliessung (1869), Die preuss. Kreisordnung (1870), Der Rechtsstaat (1872), Vier Fragen zur deutschen Strafprozeszordnung (Berl. 1874), Gesetz und Budget (1879), Zur Verwaltungsreform in Preussen (Lpz. 1880), Die preuss. Finanzreform (Berl. 1881), Engl. Verfassungsgeschichte (1882), Das engl. Parlament (Berl. 1886), Die staatsrechtlichen Fragen des preuss Volksschutgesetzes (1892), Die Militär Vorlage von 1892 und der preuss. Verfassungskonflikt von 1862 bis 1866 (1893), Die nationale Rechtsidee von den Ständen und das preuss. Dreiklassenwahlsystem (1894), Die verfassungsmässige Stellung des preuss. Gesamtministeriums (1895).
