oorspronkelijk roovers, die zich in de 16de en 17de eeuw op de grenzen tusschen Turkije en Oostenrijk ophielden en nu eens aan de eene dan weder aan de andere partij der Hongaarsche magnaten hun diensten aanboden. Het was onder hen, dat Trenk in 1741 zijn berucht geworden partijgangerskorps aanwierf.
Voor den kleinen oorlog uitnemend geschikt, bewezen zij in de oorlogen tegen Frederik II de grootste diensten. Zij waren op Oostersche wijze gewapend en voortreffelijke schutters. Door hunne wreedheid maakten zij zich zeer gehaat en gevreesd. Later werd in Hongarije, Rumenië en de zuidslavische landen pandoer de naam van een gerechtsdienaar.