Gepubliceerd op 28-02-2021

Nautilidae

betekenis & definitie

weekdierfamilie van de klasse der Koppootigen en van de orde der Vierkieuwigen, waartoe gerekend worden de nog levende Nautilus (zie ald.) en een menigte fossiele soorten, welke daaraan het naast verwant zijn en er in de volgende kenmerken mee overeenstemmen: eenvoudig gebogen tusschenschotten; de siphokokers staan achterwaarts gericht, de uitwendige schelpwand bestaat uit twee lagen, waarvan de binnenste een parelmoerlaag is. Geslachten: Ofthoceras (met verscheidene ondergeslacht en, als Actinoceras, Gonioceras enz.), Cyrtoceras, Oncoceras, Phragmoceras, Ascoceras, Lituites, Hortolus, Nautilus, Clymenia, Nothoceras.

Bij de N. is een zekere orde in de opvolging in den tijd dat zij op aarde verschenen te herkennen. In het ondersilurische tijdperk bestonden alleen Orthoceratiten. Deze en andere verwante geslachten met schelpen, die niet of weinig gewonden waren, bleven slechts voortbestaan gedurende de geheele palaezoïsche periode; hun talrijkste soorten worden gevonden in gronden behoorende tot het bovensilurische stelsel. Intusschen waren ook reeds vormen met spiraalsgewijs ingewikkelde windingen ontstaan; deze namen toe in het devonische tijdperk. Ware Nautilussoorten traden echter eerst gedurende het laatste gedeelte van de silurische periode op, namen in de devonische en daarop gevolgde secundaire periode in aantal toe, gedurende het tertiaire tijdperk weder langzaam af, en zijn thans nog alleen vertegenwoordigd door een zeer gering getal van weinig van elkander verschillende soorten, die allen de warmere zeeën bewonen.

< >