landschap op het Balkanschiereiland, tusschen Thessalië, Illyrië, Albanië, Thracië en den n.w.-hoek der Aegaeïsche zee (golf van Saloniki), zeer bergachtig en ruw. In den loop der tijden had het gedurig andere grenzen; zijn grootste uitgestrektheid had het ten tijde van Philippus en Alexander den Groote.
Het was bij de Ouden vermaard om zijn goud- en zilvermijnen. Het telde voorheen een groot aantal bloeiende steden, als Pella (hoofdstad), Pydna, Thessalonica, Philippi enz. Tegenwoordig behoort het grootste deel van M. tot het turksche viliajet Saloniki, de rest tot de vilajets Monastir en Kosovo. De oppervlakte bedraagt 39.600 km.2, het aantal inw. circa 700.000 zielen. Aan de kust der Aegaeïsche zee en in het zuiden wonen Grieken, in de middengedeelten Slawen, wier taal het naast verwant is aan het bulgaarsch; in het westen hebben de Albaneezen de overhand.‘Geschiedenis
De geschiedenis van M. als rijk in de oudheid is verdeeld in drie perioden; de eerste daarvan reikt van de stichting tot op Philippus II (359 v. Chr.), de tweede tot aan den slag bij Ipsus (301 v. Chr.), de derde tot aan de onderwerping door de Romeinen. De Macedoniërs waren een oudgrieksohe volksstam, die echter om zijn geringe beschaving, zijn vermenging met barbaarsche elementen langen tijd niet als echt werd erkend door de Hellenen. In het begin der 7de eeuw v. Chr. stichtte koning Perdiccas I, van Orestis uit, het Macedonische rijk en de dynastie der Argeaden.
Een samenhangènde geschiedenis van het land begint eerst sedert het begin der 5de eeuw. Alexander I, de toenmaals regeerende koning, moest een tijdlang (493—479) de perzische opperheerschappij erkennen en militaire hulp verleenen. Koning Perdiccas II (448—413) werd in den Peloponnesischen oorlog gewikkeld, en hield het daarbij beurtelings met Athene en met Sparta. De ontwikkeling van den staat bloeide op onder zijn zoon en opvolger Archelaus, na wiens vermoording in 399 v. Chr. een lang tijdperk van verwarring en bloedige twisten om de troonopvolging aanbrak, waarvan het einde was, dat Philippus II, vooreerst als voogd over zijn neef Amyntas, terwijl het land zich in hopeloozen toestand bevond (359), de heerschappij aanvaardde.
Philippus (359—336) wist de krachten van zijn land in ieder opzicht te ontwikkelen en daarvan gebruik te maken en vormde vooral een uitmuntend leger. Zijn veroveringen strekten zich over het geheele Balkanschiereiland uit; door den slag bij Chaeronea (333 v. Chr.) werd hij ook meester over Griekenland. Zijn zoon Alexander de Groote (zie ald.) maakte M. voor korten tijd tot een wereldrijk. Na zijn zoon volgde een lange reeks van oorlogen, waaruit eerst langzamerhand een nieuwe regeling voortkwam.- Eerst regeerde Antipater (zie ald.) als regent voor den koning in naam, den onnoozelen halfbroeder van Alexander, Philippus III Arrhidaeus. Na diens dood (319 v.
Chr.) bevocht 316 Antipaters zoon Cassander (zie ald.) de heerschappij; toen ook deze was gestorven (297) Demetrius (zie ald.) Poliorcetes, die 287 door Pyrrhns van Epirus ten val werd gebracht. Pyrrhus werd reeds 286 weer verdreven door Lysimachus. Daarop volgden kort na elkander de regeeringen van Seleucns (281) en Ptolemaeus Ceraunus (279). Eindelijk verwierf Antigonns (zie ald.) Gonatas, een zoon van Demetrins Polioretes, de heerschappij (276) voor de Antigoniden en maakte haar erfelijk voor zijn familie. Doch ook toon viel het land nog geen rnst ten deel: er volgden oorlogen der macedonische koningen (Demetrius II 239—229, Antigonus Doson 229—221) met een of met beide groote bonden, waartoe de Grieken zich toenmaals hadden vereenigd, het achaeïsch en het aetolisch verbond. Toen Philippus V in 201 met Athene in oorlog geraakte, riep dit de Romeinen tegen hem ter hulp.
Philippus werd bij Cynoscephelae 197 v. Chr. beslissend verslagen. Ook Perseus (zie ald.), de opvolger van Philippus V (179), kon zich niet handhaven, hij verloor den slag bij Pydna (168 v. Chr.) en werd gevangen genomen. M. kwam onder romeinsche heerschappij, eerst in vrijen vorm in vier zelfstandige eedgenootschappen ingedeeld, vervolgens, nadat nog een laatste opstand van het volk (149) onder leiding van Andriscus (Pseudo-Philippus), die zich voor een natuurlijken zoon van koning Perseus uitgaf, door de Romeinen onderdrukt was (146 v. Chr.), als provincie, waarmede nog Thessalië en een gedeelte van Illyrië werd vereenigd.