Gepubliceerd op 17-02-2021

Ludovic halévy

betekenis & definitie

fransch tooneelschrijver en romancier, geb. 1 Juli 1834 te Parijs, zoon van den vorige, begon reeds vroeg voor het tooneel te schrijven; in gemeenschap met anderen, inzonderheid met Henri Meilhac, vervaardigde hij vele operetten, die meest door Offenbach op muziek werden gezet, verder vaudevilles, blijspelen en zedendrama's. Onder de aldus ontstane operetten moeten vermeld: Orphée aux enfers (1861), la Belle Hélène (1864), la Vie parisienne (1866), la GrandeDuchesse de Gérolstein (1867), la Péricholc (1868), les Brigands (1869), Carmen (zie ald.), le Petit Duc (1878), enz. ; onder de vaudevilles en blijspelen: Fanny Lear (1868), Froufrou (1869), le Réveillon (1872), VEté de la Saint-Martin (1873), la Boule (1875), Brevet supérieur (1892).

In 1884 werd H. M van de Académie française. H. was het doorgaans, die de overdreven fantastische voorstellingen van Meilhac matigde en stukken, werkelijkheid in den gemeenschappelijken arbeid legde; hun stukken schilderen in den regel wat men gewoon is het „parijsche leven’' te noemen. H. gaf ook tal van romans in het licht, als: l’Abbé Constantin (1882, gemiddeld 8 oplagen per jaar), Criquette (1883), Deux mariages (novellen, 1883), La princesse (id., 1886), Karikari (1888), Discours sur le prix de vertu (1895), Un mariage déamour (1897).

< >