1) Zwitsersch kanton, begrensd door de kantons Aurau, Zug, Schwyz, Bern en Unterwalden, groot 23 vierk. mijl. Het kanton behoort, wat het o. en z.o. gedeelte betreft tot het Alpenland en wel tot de VoorAlpen; in het n., de zoogenaamde Gau, verheffen zich heuvelrijen, afgebroken door rijk besproeide dalen.
Het klimaat is gematigd, de grond over het algemeen vruchtbaar. Er wordt een weinig meer koren verbouwd dan voor eigen gebruik noodig is. Vruchten zijn er overvloedig en er wordt ook eenige wijn gewonnen, maar de hoofdmiddelen van bestaan zijn toch veeteelt, melkerij en kaasmakerij. Het fabriekswezen bepaalt zich tot de zijdekammerij en -weverij en tot de fabrikatie van katoen, linnen, glas en papier. Bij Knntwyl en Ruswyl zijn minerale bronnen. De voornaamste rivieren zijn: Emmen, Reuss, Aa-van-Baldegg en Wigger. Het kanton behoort tot het bisdom Bazel; heeft 46.500 inw.2) Zwitsersche stad en hoofdstad van het kanton L., aan de Renss, waar die het n.w. gedeelte van het Lucernerof Vierwaldstatter-meer verlaat. De stad is hoogst schilderachtig gelegen en vrij goed gebouwd. Tot de bezienswaardigheden ^ behooren de kathedraal en eenige andere schoone kerken, het stadhuis, eenige kloosters, het arsenaal met oude wapenrustingen, de schouwburg, eenige bruggen met oud schilderwerk versierd, en de bibliotheek. L. heeft eenige fabrieken van zijden en wollen stoffen en een van de grootste wekelijksche korenmarkten van Zwitserland en drijft levendigen handel; 18.000 inw.
3) Meer van L., of meer van de Vierwoudsteden (Lucern, Uri, Unterwalden en Schwyz), omgeven door de genoemde kantons en ongeveer 420 m. boven de oppervlakte van de zee, bij Lucern 100 m. diep en aan het oosstelijk gedeelte 300 m. De vorm is zeer onregelmatig; eenige inhammen of bochten heeten meer, eigenlijk baai, van Buochs, Alpnach, Stanzstadt, Lucern en Küssnacht, naar de daaraan gelegen steden. Het is door hooge bergen omgeven en biedt de schoonste natuurtaferelen aan. Het meer is aan hevige stormen blootgesteld en bevriest nooit geheel. De Reuss treedt er aan het z.o. einde in en verlaat het aan het n.w. einde. Het wordt door een groot aantal stoombooten bevaren.