Gepubliceerd op 23-02-2021

Lobkowitz

betekenis & definitie

Aanzienlijk boheemsch geslacht, dat eerst in de IXde eeuw in de geschiedenis voorkomt en zijn naam ontleende aan het kasteel Lobkowitz in den kreits Kouzoim. De oudere tak heeft tot hoofd prins Ferdinand, erfelijk grootschatbewaarder van Boheme, geb. 1831; de jongere tak, prins Georg Christian geb. 1835.

De vermaardste leden van deze familie zijn:Wenceslaus Eusebius L., geb. 1609, overl. 1677 te Randwitz. Hij diende in den dertigjarigen oorlog, werd in 1647 veldmaarschalk en in 1669 minister. Hij ontweek elke ernstige verwikkeling met Frankrijk, hetgeen hem de beschuldiging op den hals haalde door Lodewijk XIV te zijn omgekocht; in 1673 werd hij dan ook op een van zijn goederen verbannen.

Georg Christian L., geb. 1686, overl. te Weenen 1755, werd in 1739 gouverneur van Zevenbergen en behaalde verschillende overwinningen op de Turken; in het begin van den Oostenrijkschen successie-oorlog was hij minder gelukkig, doch behaalde de zegepraal bij Braunau, dreef de Franschen over de Moldau, ontnam Rimini aan de Spanjaarden en verwierf nog verschillende voordeelen in Duitschland tot den vrede van Aken.

August Anton Joseph L., geb. 1729, overl. 1802. Hij onderscheidde zich in den zevenjarigen oorlog, werd gezant bij het hof te Madrid en was een groot bevorderaar van kunsten en wetenschappen.

Anton Isidor L., geb. 1755, overl. 1819. Hij vormde in 1807, toen de Franschen in het hart van Oostenrijk doordrongen, een corps landweer en deed aan het hoofd daarvan den vijand veel afbreuk, zoowel Beierschen als Franschen.

< >