geb. omstreeks 1690 te Roermond, priester, onderwees vele jaren te Mechelen de humaniora, was 1720 te Antwerpen en verklaarde zich omstreeks dezen tijd openlijk voor de leerstellingen van Pater Quesnel, zag zich toen gedwongen de wijk te nemen; hij ging naar Noord-Nederland en leefde in 1740 nog. Hij schreef, behalve gedichten in het latijn: Arithmetica illustrata ofte verligte Rekenkonst (Antw. 1719, met door hemzelven geëtste figuren), vertaalde De Arte Graphica van C.
A. Dufresnoy in het nederl., onder den titel: De Schilderkonst (op rijm, in het licht gegeven door F. H. Mertens, in het antw. tijdschrift „Noord en Zuid”, 1864).
