duitsch pedagoog, geb. 26 Febr. 1763 bij Eckartsberga, werd in 1790 rector te Naumburg, in 1794 hoogleeraar in de oostersehe talen te Jena en in 1802 rector der landsschool te Pforta, waar hij tot 1830 veel tot verbetering van het onderwijs deed. Hij overleed te Berlijn, 17 Sept. 1834.
Zijn’ beroemdste werken zijn: Hymni Homerici (1796) en Scolia sive carmina convivalia Graecorum (1798). Zijn godgeleerde schriften: Xatura atque virtntes Jobi (1789) en Urhunden des ersten Buchs Mosis in ihrer TJrge8ta.lt (1798) maakten tijdelijk veel opgang. Eenige zijner kleinere verhandelingen zijn onder den titel Opuscula varia philologica uitgegeven (1797, 2 dln.).