lat.: het recht op den eersten nacht, recht des bruidegoms, door dispensatie van kerkelijke verbodsbepalingen verkregen, om onmiddellijk na de voltrekking des huwelijks met zijn bruid samen te wonen. In Schotland en sommige streken van Frankrijk had in de middeleeuwen de leenheer naar men wil het recht op den bruidsnacht zijner huwende hoorigen, zoo dit recht (ook droit de culage, droit de prélibation en avondkout geheeten) niet door een z.g. schort- of trouwcijnS afgekocht was.
Literatuur: K. Schmidt, J. p. n. (Freiburg i. Br. 1881), Gierke, Humor im Recht (2de dr. Berl. 1887).