van Felsö-Eör, dichter, in 1772 te Langh in Hongarije geb., werd in 1818 bisschop van Zips, in 1820 patriarch van Venetië en in 1827 aartsbisschop van Erlau. Hij overleed in 1847.
P. maakte zich zeer verdienstelijk voor onderwijs en opvoeding. Vooral echter maakte hij zich naam door zijn epische dichtstukken: Perlen der heiligen Vorzeit (Weenen 1823, meermalen herdr.), Tunisias (Weenen 1820, meermalen herdr.) en Rudolfias (Weenen 1824, 2de uitg. 1827). Veel schoons bevatten zijn Lieder der Sehnsucht nach den Alpen (Stuttg. 1845) en Bilder aus dem Leben Jesu und der Apostel (Leipz. 1846). Zijn Sdmmtliche WerJce zijn in 3 deelen uitgegeven (Stuttg. 1831, nieuwe uitg. 1856).
