Gepubliceerd op 17-02-2021

Jan pieter heije

betekenis & definitie

nederlandsch dichter en schrijver, geb. 1 Maart 1809 te Amsterdam, studeerde te Leiden in de medicijnen, nam deel aan de vijandelijkheden tegen België, en vestigde zich daarop te Amsterdam als praetiseerend arts, legde in 1857 zijn practijk neer, en overl. hier 24 Febr. 1876. Van 1832 —34 gaf hij de „Vriend des Vaderlands” uit, daarna met Potgieter en anderen De Muzen, vervolgens De Gids.

In 1841 werden zijn Liederen en Zangen bekroond door de Holl. Maatschappij, in 1847 zijn Kinderliederen door de M. t. N. v. ’t A. Sedert 1843 was hij hoofdbestuurder, secretaris en hoofdleider der Mij. ter bevord. der Toonkunst, van 1844—60 hoofdbestuurder der M. t. N. v. ’t A. Ook als wetenschappelijk geneeskundige deed hij zich kennen; in 1842 werd hij lid der staatscommissie voor de geneeskundige wetgeving, in 1847 hoofdbestuurder der Mij. tot bevord. der Geneesk.

Voornaamste geschriften: Proza: De diakoniën en de armenwet („Open brief aan Jhr. Mr. J. de Witte van Citters”, Amst. 1856), Eene levensvraag voor oogenblik en toekomst („Armenverzorging en armbestuur enz.”, Amst. 1855), Het volkszangonderwijs te Amsterdam (Amst. 1848), Archief van geneeskunde („onder medewerking van eenige vaderl. geleerden uitgeg.”, 15 dln., Amst. 1841—45), De grondslag van de maatschappij der toekomst (Amst. 1850), Wenken en meeningen omtrent geneesk. staatsregeling en algem. geneesk. („Onder medewerking van eenige vaderl. geleerden verz. en uitg.”, Amst. 1836), enz. Poëzie: Zangen der liefde („Vier liederen in muzijk gebragt door D. Koning”, Amst. 1843), Kinderliederen (3 bundels, Amst. 1844—45, 2de dr., Amst. 1862, 3de dr., ald. 1870), Sprookjes uit de oude doos op rijm gebragt (3 st., Amst. 1846—47), Kindergedichten („bekr. d. d. M. t.

N. v. ’t A.”, Leid. 1847), Een nieuw Nederl. verzenen liederenboek (Amst. 1847), Volkszangboek voor meerstemmig gezang (Amst. 1849), Al de kinderliederen („met vertal. van A. Clavareau, Karl Arenz en P. J. Millard”, Amst. 1861), Kinderliederen en nieuwe kinderliederen (Amst. 1854), Maria bij 9t kruis (ald. 1856), Volks-zangboek voor meerstemmig gezang (1850—53), Zes driestemmige kinderkoor en (ald. 1854), Zes driestemmige kinderliederen (ald. 1856), Al de volksdichten (2 dln., ald. 1865), Asschepoester („Een sprookje uit de oude doos. Met hoogd. vert. d. Mevr.

Heinze—Berg”, ald. 1865), Eet woord van Waterloo („een vredelied”, met eng., hoogd. en fr. vert., ’s-Gravenh. 1865), Uit scheemring tot zonneschijn („Zes geestelijke liederen”, Nieuwed. 1866), De gelaarsde kat („Een sprookje uit de oude doos. Met hoogd. vert. v. Mevr. Heinze—Berg”, Amst. 1867), Griechenlands Kampf und Erlösung („Eine neue Niederländische Dichtung zu Beethovend Ruïnen von Athen”, ald. 1867), Nieuwe kinderliederen (ald. 1867), Kinderen. Een dichterlijke krans. De kinderen en het volk.

Eene bloemlezing (ald. 1867), Volksdichten (12 afl., ald. 1869—70), Onsterfelijkheid („Een sinfonisch gedicht. De holl. tekst met duitsche vertolking van Wilhelm Berg”, ald. 1870), Een stem der toekomst:, uit lang verleden dagen (ald. 1870), Gedichten (2 dln., 3de dr., ald. 1872, 1572— 1872), Twee volksliedjes en een feestlied voor mannenzangvereenigingen (ald. 1872), enz.

< >