Gepubliceerd op 20-01-2021

Jacobus leonardus cluysenaer

betekenis & definitie

Nederl. ingenieur, geb. te Breda, ll Mei 1843, kreeg in Juni 1863 van de Deutsche academie een diploma als civiel-ingenieur, werd in Nov. van genoemd jaar opzichter klasse bij den aanleg der staatsspoorwegen, werd in 1865 opzichter 3<le klasse, weinige maanden later adjunct-inspecteur, was van 1 Jan. tot midden 1866 waarnemend sectie-ingenieur, nam in genoemde betrekkingen een werkzaam aandeel in de voorbereiding en het ontwerpen van de brug over het Hollandsch diep, verliet 1 Sept. 1869 den staatsdienst, werd leeraar aan de hoogere burgerschool te Breda, aanvaardde in 1873 een benoeming tot ingenieur, chef der opname op Sumatra, ten behoeve van het ontwerpen van spoorwegen op Sumatra’s westkust en den afvoer der Ombiliënkolen, werd in Mei 1876 vam deze betrekking ontheven, werd in hetzelfde als leeraar aan de Kon. Militaire academie te Breda verbonden, trad 1 Juli 1879 als hoofd-ingenieur bij de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen in dienst, was in 1888 van Jan. tot Oct. directeur van de Nederl. Zuid-Afrik. spoorweg-maatschappij, werd 1 Nov. directeur-generaal der S. S., en aanvaardde 1 Dec. 1890 daarnevens nog dezelfde betrekking bij de Nederl. Centraalspoorwegmaatschappij. Hij schreef: Rapport over den aanleg van een spoorweg ter verbinding van de Ombiliën-kolenvelden op Sumatra met de Indische zee (met kaarten en teekeningen, 1876), Rapport over den aanleg van spoorwegen in de Padangsche Bovenlanden (met kaarten en lengte-profiel, 1878), Het hellend vlak van Aqudio en de stangenbanen. Rapport over de waarde en bruilcbaarlteid dezer stelsels bij den aanleg van een spo rweg ter verbinding van de Ombilièn-kolenvelden op Sumat a met de Indische zee (met teekeningen, 1878), Nota over spoortoegaanleg in MiddenSumatra (1884), allen uitgegeven door het departement van koloniën; voorts artikelen in „De Tijd”, „Tijdschrift v/h Aardrijkskundig Genootschap,” weekblad „De Ingenieur” enz.

< >