geb. 25 Jan. 1839' te Delft, 1862 tot priester gewijd, tot 1881 secretaris van den bisschop van Haarlem, sinds deken en pastoor te Ouderkerk a. d. Amstel; schreef opstellen over kerkelijke muziek, kunst en geschiedenis in „Het Gildeboek” van het S.
Bernulphus-gilde te Utrecht, in „De Katholiek”, en in de „Bijdragen voor de geschiedenisvan het bisdom van Haarlem”, verder: Vromer en beter door goeden kerkzang. Een woord tot koorzangers en kerkgangers (Leiden 1880).