herten, hertachtige dieren, Cervidae of Cervina, algemeene naam van de geweidragende herkauwers. Het gewei ontwikkelt zich alleen bij de mannetjes herten (behalve bjj het rendier, zie ald.), valt periodiek af en wordt dan door een nieuw en grooter vervangen.
Men onderscheidt thans 22 soorten van herten; zij ontbreken in Midden- en Zuid-Afrika, op Madagascar, in West-Indië, in Australië en Polynesië. De grootste nog levende vorm is de eland (zie ald.), de eenige soort van het geslacht Alces. Een tweede geslacht vormt het rendier (zie ald. en plaat Herten fig. 3), Rangifer geheeten. De echte herten, vereenigd in het geslacht Cervus, worden in Europa vertegenwoordigd door het edelhert (fig. 6), het damhert (fig. 4) en de ree (fig. 5); de wapiti is de vertegenwoordiger onzer herten in Noord-Amerika, terwijl Zuid-Amerika het moerashert (Cervus patudosus) of guaza-puca en het pampashert (Cervus campestris), benevens nog eenige andere soorten heeft. In Opper-Azië leeft de miloe (zie ald., en fig. 2). In den Indischen archipel komen meerdere soorten en bijsoorten voor, als de samboe of het paardhert (Cervus equinus), de roesa of het Moluksche hert (Cervus Molluccensis), de ventjal, mindjangan of sangsam (Cervus russa), het muntjac-hert (Cervus muntjac) enz.
Een bijzondere, zeer merkwaardige onderfamilie der herten zijn de muskusdieren (zie ald. en fig. 1). Uitgestorven geslachten zijn het reuzenhert (zie ald., Magaceros hibernicus; zie plaat Zoogdierresten uit het diluvium bij het artikel Zoogdieren). Literatuur: Lydekker, The deer, of all lands. A history of the famihj Cervidae, living and extinet (Lond. 1898).