stad in den badenschen kreits Waldshut, aan den Rijn en nabij de spoorlijn Bazel—Schaffhausen, telde in 1900: 191 r.-kath. inw. en is de kleinste stad van het Duitsche rijk. De bewoners van H. en zijn omgeving hebben een bijzondere kleederdracht en eigenaardige zeden, zij behooren tot den ouden alemaanschen volksstam en zijn een der schoonste typen van het Schwarzwald.
H. was in de middeleeuwen hoofdplaats van de gelijknamige breisgausche heerlijkheid, die later aan de Habsburgers kwam en in 1433 door de Hauenstauer Einung met eenige omliggende gemeenten zelfbestuur verkreeg; door dit laatste kwamen de bewoners later herhaaldelijk in conflict met de machtige abdij St. Blasien, die hen ten slotte aan zich onderwierp; naar den salpeterzieder Fridolin Albiez, den aanvoerder in den eersten der met genoemde abdij gevoerde oorlogen (begin 18de eeuw) werden deze laatste salpeteroorlogen geheeten. Nog heden zijn er te H. „Salpeterer”, die weigeren het badensche staatsgezag te erkennen en nu en dan in lijdelijk verzet komen, wanneer het de vervulling van plichten jegens den staat betreft.