Gepubliceerd op 17-02-2021

Hatto i

betekenis & definitie

aartsbisschop van Mainz, geb. omstreeks 850 uit een alemannisch geslacht, overl. 15 Mei 913, werd in 888 tot abt van Reichenau gekozen, was de gunsteling van koning Arnulf en werd door deze in 891 op den aartsbisschoppelijken zetel van Mainz verheven. Reeds onder Arnulf, en later als voogd van den onmondigen koning Lodewijk het Kind, had hij grooten invloed op de politieke gebeurtenissen in Duitschland; als bisschop wijdde hij vooral zijn aandacht aan kerkelijke en profane bouwwerken.

In strijd met hetgeen er overigens omtrent zijn karakter bekend is is het volgende verhaal: H. zou den met koning Lodewijk overhoop liggenden graaf Adalbert van Babenberg bewogen hebben, door onder eede de belofte te doen dat hij den graaf ongedeerd naar huis zou terugvoeren, hem te volgen naar de legerplaats des konings om zich met deze te verzoenen. Onderweg gaf hij voor, eerst nog te willen ontbijten en overreedde den graaf daartoe met hem terug te keeren naar diens kasteel. In de legerplaats aangekomen, zou H. nu den graaf aan den koning hebben overgeleverd, die den aldus bedrogene liet terecht stellen. Volgens dit verhaal, zou H. zich daarop verontschuldigd hebben door te zeggen, dat hij beloofd had den graaf éénen keer te zullen terugvoeren, en dat hij deze belofte gehouden had. Omtrent den dood van H. ontstonden weldra avontuurlijke legenden: volgens deze zou hij door den bliksem gedood of levend in den vuurpoel van den Etna geworpen zijn! Het meest bekend is echter de legende van den Muizentoren bij Bingen, welke eveneens (ten onrechte) in verband wordt gebracht met H. II, 968—970 aartsbisschop van Mainz en vroeger abt van Fuldau.

Ten tijde van een hongersnood zou H. namelijk een menigte arme lieden, onder voorwendsel dat hij hun voedsel zou geven, in een schuur opgesloten en deze vervolgens in brand gestoken hebben; toen men daarop het angstgeschrei dier ongelukkigen hoorde, zou hij de omstanders gevraagd hebben, of zij wel zijn muizen hoorden piepen. Tot straf voor deze gruweldaad werd hij volgens de 'overlevering door zooveel muizen overvallen, dat hij, om zijn leven daartegen te beschermen, midden in den Rijn den genoemden toren liet bouwen (welke in 1635 door de Zweden verwoest werd); doch ook hier werd hij door de muizen vervolgd en eindelijk verslonden. Aan deze sage, welke ook bij andere volken wordt aangetroffen, ligt echter een mythe ten grondslag; zij berust op de idee, dat de muizen optreden als wrekers eener misdaad. In de geschiedenis is Hatto I bekend als degelijk staatsman, die met goed gevolg het koningschap wist te verdedigen tegenover de weerspannige grooten. Vergel. Heidemann, Hatto I, Erzbischof von Mainz (Berl. 1885); Böhmer, Regesta archiepiscoporum Maguntinensium (uitgegeven door von Will, dl. 1, Innsbruck 1877).

< >