Gepubliceerd op 17-02-2021

Harwich

betekenis & definitie

havenstad in het engelsche graafschap Essex, op een landtong in de breede monding van de Stour in de Noordzee, door een zijlijn verbonden met de spoorlijn Londen —Norwich, telde in 1901: 10.019 inw., heeft een door dammen beschutte haven, en regelmatige stoomvaartverbinding met Ipswich, Letterdam (Hoek van Holland), Antwerpen en Hamburg; over H. worden ingevoerd zijden, wollen en katoenen waren, voedingsmiddelen (vooral spek, boter, margarine en eieren), handschoenen enz., uitgevoerd: wol, textielwaren, gemaakte kleedingstukken, machinerie, leer- en metaalwaren en cement. De import beliep in 1899 een waarde van 18, de export van 5 millioen pd. st.

Scheepsverkeer in 1899 (met inbegrip van de kustvaart): 7499 schepen, tezamen metende 1.8 millioen registerton. De eigen vloot van H. bestond in 1899 uit 105 zeilschepen en 16 stoombooten, tezamen 14.096 registerton. H., inzonderheid de voorstad Dovercourt, is ook een drukbezochte zeebadplaats. De stad is zetel van consulaire ambtenaren van verscheidene landen.

< >