stad in het noorweegsche ambt Finmarken, de noordelijkste stad der aarde, onder 70° 40' 4" N.B., in een ruwe boomlooze landstreek, aan een baai van het eiland Kvalö (Walvischeiland), zetel van meerdere consuls en vice-consuls, in 1900: 2298 inw.; levendige handel op Rusland (Archangel), traanziederijen, visscherij aan de oostfinmarksche kusten en tot aan Spitsbergen en in de Karische zee, vooral op walrussen en een haaisoort, de häkjerring (Scymnus microcephalus). Te H. gaat van 13 Mei tot 29 Juli de zon niet onder.
In 1890 werd de bijna geheel uit houten huizen bestaande stad gedeeltelijk in de asch gelegd. In de nabijheid op een schiereiland de meridiaanzuil ter herinnering aan de graadmeting van 1816 tot 1852.
