a. Goudoxydul, Au2 O, wordt verkregen door ontleding van goudbromuur met kaliloog, is een violet poeder, versch geprecipiteerd oplosbaar in koud water; bij verhitting der oplossing wordt aurohydroxyd, Au (OH), neergeslagen; chloor- en broomwaterstofzuur lossen het gedeeltelijk op tot chloride en bromide, terwijl goud achterblijft; zuurstofzuren oefenen er geenerlei uitwerking op uit.
b. Goudoxyd of goudzuur, Au2O3, ontstaat bij precipitatie eener oplossing van goudchloride met magnesiumcarbonaat, en wassching van den neerslag met salpeterzuur. Men verkrijgt allereerst aurohydroxyd, Au (OH)3, bij droging over — phosphorpentoxyd: aurylhydroxyd, AuO.OH, bij 150° echter het watervrije oxyd. Goudoxyd vormt met de sterkere zuren zouten, waarin het als base optreedt, anderzijds verhoudt het zich ten opzichte van basen als een zuur. Deze zouten noemt men auraten. Goudzure kalium of kalium-auraat, K Au O2 + 3 H2O, vormt geelachtige, licht oplosbare naalden, wordt verkregen bij verdamping eener oplossing van goudoxyd in kali. Alle zuurstofverbindingen van het goud leveren bij verwarming zuiver goud. Onderzwaveligzure goudoxydulnatrium, 3 Na2 S2 O3 + Au2 S2 03 + 4 H2 O, verkrijgt men door precipitatie eener met natriumthiosulfaat vermengde oplossing van goudchloride met alcohol, als een kleurloos, in water oplosbaar zout; de oplossing wordt in de photographie gebruikt.