(lady) echtgenoote van Leofric, graaf van Mercia en heer van Coventry, die haar omstreeks 1040 huwde; kort daarop legde haar gemaal de stad Coventry ondragelijk zware belastingen op; de bevolking wendde zich tot lady Godiva, en deze beloofde haar gemaal te zullen bewegen de lasten te verlichten; zij hield zoolang en met zooveel klem bij hem aan dat hij ten slotte, het gesmeek moede en niet genegen toe te geven, een zijns inziens onmogelijke voorwaarde stelde; hij verklaarde n.l. haar bede te zullen inwilligen zoo zij zich op klaarlichten dag geheel ontkleed door de stad wilde laten rondvoeren. Godiva nam deze voorwaarde echter aan, richtte tot de bevolking van Coventry het verzoek zich op een bepaalden dag binnenshuis te houden en zich ook niet aan deuren of vensters te vertoonen, en volbracht den verlangden tocht.
Haar echtgenoot hield woord en trok de zwaarste belastingen in. Aan deze legende, herdacht op een in 1690 vermeld beschilderd vensterglas in de St. Michaelskerk te Coventry, is nog een andere verbonden, n.l. van een nieuwsgierigen kleermaker, den <eeni>gen manspersoon die uit een venster keek op het oogenblik dat G. voorbijreed, en die tot straf blind werd; hieraan herinnert een oud beeld van „Peeping Tom of Coventry”, dat nog heden in een nis van een der gebouwen in genoemde stad gevonden wordt. Men treft het verhaal van lady G. aan bij de meeste engelsche kroniekschrijvers die den tijd van Edward den Belijder behandelen, het eerst in de kroniek die aan Brompton wordt toegeschreven (einde 12de eeuw). Een gelijksoortig verhaal vindt men in de Duizend-en-één-nacht-verfellingen. Langen tijd speelde de legende van lady G. en Peeping Tom bij volksfeesten een groote rol; vroeger werd G.’s rit door de straten geheel in den geest van het verhaal nagevolgd; sinds 1848 is dit echter in onbruik geraakt.