Gepubliceerd op 29-01-2021

Geitenmelker

betekenis & definitie

Caprimulgtis, nachtzwaluw, vogelgeslacht van de familie der Nachtzwaluwen, Caprimulgidae, bevattende vogels met een gestrekt lichaam, zeer korten hals,grooten breeden kop, zeer korten, breeden, aan den basis door stevige borstelharen, omgeven snavel, wijden bek, lange smalle, spits toeloopende vleugels met 10 slagpennen, korte bevederde pooten en los, dofgekleurd vederbekleedsel met lange dekveeren: het zijn eenigszins op uilen gelijkende nachtvogels, die zich overdag schuilhouden en in de schemering uitvliegen om insecten te vangen; hun zonderlinge naam danken zij aan het ongegronde volksgeloof dat zij des nachts de uiers van geiten en koeien leegzuigen. Zij nestelen in kuilen in den grond. De gewone G., Caprimulgus eitropaeus L., ook schapenmelker, ratelaar, nachtratel, vliegende pad, pad-uil, in Noord-Brabant dwaaske en in Limburg dwaasvogel en vliegende krodde geheeten, ter grootte van een duif, met dof gevederte, wordt nagenoeg over geheel Europa alsmede in Noord-Azië aangetroiïen, en is hier te lande een zomervogel (midden Mei—Sept., in boschrijke streken niet zeldzaam); tegen den winter gaat hij naar Zuid-Afrika; hij houdt zich bij voorkeur op in bosschen, zit overdag meest op den grond of op een boomtak te slapen, waar men hem wegens zijn donker gevederte moeilijk zien kan, en vliegt des avonds eenigen tijd rond. Het wijf je legt twee rossig witte, grijs en bruin gevlekte eieren, i/d regel op een verborgen plek onder struikgewas, ineen met mos begroeiden boomstronk enz.; naar het schijnt broeden beide seksen.

< >