fransch wis- en natuurkundige, geb. 10 Mei 1746 te Beaune, bezocht het collège te Lyon, werd leeraar aldaar 1762, kwam vervolgens aan de artillerieschool te Mézières en werd op 19-jarigen leeftijd professor in de wiskunde en vervolgens in de natuurkunde. Nadat hij 1780 in de Akademie van wetenschappen was opgenomen, werd hij professor der hydrodynamica te Parijs, aanvaardde na de catastrophe van 10 Aug. 1792 de portefeuille van marine en moest het doodvonnis aan Lodewijk XVI doen voltrekken.
Enkele maanden later legde hij zijn ambt neder en kwam aan het hoofd der gezamenlijke geweerfabrieken, geschutgieterijen en kruitmolens der Republiek. Onder het Directoire stichtte hij 1794 de polytechnische school en vervulde daaraan het ambt van leeraar in de wiskunde; later riep Bonaparte hem naar Egypte, waar hij het bestuur over het egyptisch instituut aanvaardde; ook leidde hij het onderzoek der oudheden en ontdekte o. m. de theorie der luchtspiegeling. Na de tweede Restauratie verloor hij zijn ambten en werd van de lijst van het Instituut geschrapt. Hij overl. 18 Juli 1818. Behalve door verschillende belangrijke natuurkundige ontdekkingen verwierf hij zich blijvende verdienste als uitvinder der beschrijvende meetkunde; hij publiceerde de Traité élémentaire de statique (8ste dr. door Hachette, Parijs 1846), Géométrie descriptive (7de dr. door Brisson met een Théorie des ombres et de la perspective, Parijs 1847), Application de l’analyse de la géométrie (5de dr. door Lionville, Parijs 1850).