(eigenlijk Marie Joseph) fransch romanschrijver, geb. 1804 te Parijs, studeerde in de geneeskunde en was eerst bij den geneeskundigen dienst in den spaanschen veldtocht van 1823, vervolgens bij die der marine werkzaam. In 1829 nam hij zijn ontslag en legde zich op het zeeschilderen toe, doelt de opgang, dien zijn beschrijving van het zeeleven onder den titel Kernock Ir girale (1830) maakte, gaf aanleiding, dat hij zich op het schrijven van zeeromans toelegde en spoedig achter elkander meerdere van deze in het licht deed verschijnen.
Ook schreef hij een Histoire de la marine française au Hime siècle (1835—37, 5 dln.). Tot zijn meest bekende andere romans behooren: Mgsfirrs de Paris (1842, 10 dln.), Le duif erranl (1845), 10 dln.), Martin, F enfant trouré (1847, 12: dln.), Les sept péehés capitau.e (1847, 16 dln.). Tengevolge der staatsgebeurtenissen, die met de herstelling van het keizerrijk eindigden, werd hij in 1851 uit Frankrijk verbannen en overl. te Annecy in Savoie, 1857.