Gepubliceerd op 29-01-2021

Eques

betekenis & definitie

lat. meervoud Equites, ruiters, ridders, in den romeinschen staat oorspronkelijk een deel van het leger, later een maatschappelijke stand, eindelijk een stedelijke riddercorporatie: Van Romulus tot op de Gracchen vormden de equites een gedeelte v/h romeinsche leger, zij hadden alzoo slechts een zuiver krijgskundige beteekenis en wisselden dus steeds af, want hij wiens diensttijd verstreken was, trad af en hield op eques te zijn. Romulus stelde deze legerafdeeling in, door uit elk der 3 oorspronkelijke tribus, de Ramnes, Tities, Luceres, 100 equites te kiezen, in dier voege dat elk der 30 curiën 10 equites leverde. Elk honderdtal vormde eene centurie en droeg den naam der tribus die zij vertegenwoordigde, elk 30 vormden eene turma, en elke tien hadden een decurioGezamenlijk stonden zij onder den tribunus celerum; Celeres is geheel hetzelfde als equites. Bij deze 300 door Romulus ingestelde ridders voegde Tullus Hostilius uit de vroegere bewoners van Alba, die naar Rome moesten verhuizen, nog 300 ridders in 10 turmen, doch maakte in het aantal centuriën geene verandering. Tarquinius Priscus verdubbelde weder het aantal equites, zoodat er nu 1200 ridders waren. Uit deze 1200 equites maakte Servius Tullius waarschijnlijk 6 centuriën en voegde daarbij 12 centuriën nieuwe of plebejische ridders, met 2400 man, in ’t geheel alzoo 3000, bij welk getal het langen tijd gebleven is. Sedert Servius Tullius werd er een zekere census vereischt om ridder te worden. Allen echter, welke tot de 18 centuriën behoorden en die in ’t eerst door de curiën, later door de consuls en censors (alle 5 jaren bij den census) benoemd en in het album opgeschreven werden, ontvingen van den staat een equus puhlicus, d. i. geld voor het aankoopen van een oorlogspaard, ars equestre geheeten, ten bedrage van 10,000 asses, benevens een bijdrage tot onderhoud van het paard, welke aes hordearium heette en 2000 asses bedroeg. Deze sommen zijn echter niet de oudste en oorspronkelijke, maar zijn uit een tijd dat de waarde van het geld aanmerkelijk was verminderd. Nam de ridder vrijwillig zijn ontslag of werd hij afgezet (in welk geval de censor zeide: rende eqnum) dan gaf hij het geld in den regel terug. Zoolang bij echter zijn equus had, stemde hij in de 18 riddercenturiën, en ook kon hij het paard behouden, nadat zijn diensttijd om was, ja zelfs zoo hij lid van den senaat was geworden, totdat een door Cicero vermeld plebiscitum bepaalde, dat de eques bij zijn zittingneming in den senaat den equus puhlicus teruggeven moest en dientengevolge ook niet meer in de riddercenturiën stemmen mocht.

Sedert 403 v. C. ontstond er een nieuwe ridderschap, doordat zich bij het beleg van Veji vele jongelieden van den riddercensus als vrijwillige equites aanmeldden en op eigen kosten te paard dienen wilden. De senaat nam het aanbod aan, en nu had men benevens de eigenlijke staatsridders ook eene bijzondere kavallerie van jonge, vermogende lieden, die noch den equus publicus, noch den rang, noch het stemrecht in de 18 centuriën bezaten.

De ridders, als een blijvende stand van burgers (ordo equester) tusschen den senaat en het volk in staande, werden door de lex judiciaria van C. Sempronius Gracchus 126 v. C. in het leven geroepen. Deze bepaalde dat allen, die den riddercensus (400,000 sestersiën, ongeveer 54,000 gulden) en een zekeren ouderdom bezaten, tot het rechtersambt verkiesbaar zouden zijn. Deze in de wet aangeduide burgers bezetten nu rechtersplaatsen en heetten judkes. Spoedig echter begon men alle burgers met een vermogen van 400000 sestersien, die een rechtersplaats vervuld hadden, ridders te noemen, ofschoon het niets dan een titel was. De openbare pachters van den staat, als de rijkste burgers zijnde, vormden de kern van dezen nieuwen stand en tusschen hen en de senaatspartij ontwikkelde zich een levendige strijd, die tot op Augustus voortduurde. Met uiens alleenheerschappij hield de geest van uitsluiting op, en hoewel Augustus alle burgers met 400000 sest. als ridders erkende en de erflijkheid van den stand invoerde, had deze klasse toch alle aanzien verloren en ging met rassche schreden haar einde te gemoet. Het rechtersambt was verloren, insgelijks de staatsverpachtingen, en de gouden ring, het ridderlijke onderseheidingsteeken, ging ook op andere burgers over. Om den stand weer wat te verheffen stelde Augustus afzonderlijke rangen onder hen in, daar hij de equites, die den senatorischen census hadden equites ilhistres noemde en nog andere voorrechten schonk; doch de anderen daalden daardoor nog meer. In den krijgsdienst beduidden zij buitendien reeds sedert lang niets meer, en sedert Scipio in den 2den punischen oorlog vele hulptroepen te paard had geworven, kwam dit meer en meer in zwang.

Inzonderheid werden sedert Augustus de equites equo publico tot hoogere rangen in den dienst geroepen. Uit hen kozen de keizers hunne amict, comités, raadslieden, hooge ambtenaren, stadhouders, enz. Ook schonk de keizer den titel eques equo publico (ee n equus publicus werd toenmaals in ’t geheel niet meer gegeven) ter belooning aan uitgediende officieren. De 6 ridderturmen (welken naam zij aangenomen hadden, toen de naam centuriae door het ophouden der comitia zijne waarde Verloren had) die onder seciri en den pr biceps iuventutis stonden, waren als vereeniging van geen beteekenis. Soms echter verzamelden zij zich zoowel tot het verrichten van oude siicm als voor de recoynitio, die de censor van oudsher alle 5 jaren bij den census gehouden had, in dier voege, dat ieder afzonderlijk voor den censor verscheen, om hier onderzocht en goedgekeurd te worden (met de woorden: traduc eqiium) of afgekeurd en uitgesloten (met de woorden: rende. equum). Augustus beval eene jaarlijksch recoynitio en verbond haar met de overoude tmusvectio. Deze plechtigheid die op de Idus van Juli moest gehouden worden, bestond in een optocht der feestelijk getooide ridders van den tempel van Mars of Honos over het forum naar het kapitool. Ook op de geboortedagen der keizers, bij de keus van een patroon en bij andere onbeduidende gelegenheden, verzamelde zich het ridderkorps.

Toen Constantijn den zetel der regeering naar Byzantium had overgebracht, vervielen de ridderturmen te Home tot een stedelijke ridderkorporatie, die in rang tusschen den senaat en de broederschappen in stond. Zij genoten nog eenige voorrechten en werden door sommige keizers begunstigd.

< >