Gepubliceerd op 29-01-2021

Emberiza

betekenis & definitie

L. Gorsen. Vogelgeslacht v/d familie der Vinkachtigen, FnuyilUdae, en v/d onderfarnilie der Gorsachtigen, Einben'zinae, over de geheele wereld vertegenwoordigd, uitgezonderd in Australië, Polynesië en den lndischen archipel. In Nederland komen voor: E. sc.hoenichts, de rietgors (zomervogel van Maart tot Oct, houdt zich inzonderheid op in rietvelden, voert ook de namen rietmusch, slootmusoh, rietvink, gagelmusch, en heet in bet friesch reitmosk): E. jnitiil/a, de dwerggors (zeldzaam); E. nistica, de boschgors (bewoond oostelijk Siberië en Japan en verdwaalt slechts hoogstzelden naar Europa), E. aarenht, de wilgengors (inheemsch in S Rusland en Siberië, een enkele maal hier te lande gevangen, nl., te Harderwijk 24 Oct. 1892), E. dtrinella, de geelgors. ook geelvink, geelgierst, gierstvink, gerstkneu, haverkneu. drifter, geeikneu, sip, schrijver enz., in Friesl.: gelegeus, in Groningen; geelstjirt geheeten (standvogel, op zandgronden zeer algemeen, nestelt in struiken of op den grond, zwerft in de wintermaanden in groote konpels rond); E. cirlus, de cirlgors (hier te lande zeer zeldzaam, inheemsch in Midden- en Znid-Europa); E. cia, de grijze gors (sterk vertegenwoordigd aan den Midden-Rijn in Duitschland, waar zij in de wijnbergen nestelt, verdwaalt een enkele maal naar Nederland) ; E. hortulana, de ortolaan, ook vreemdeling, en bij Oorschot schrijver geheeten, in Nederland een zomervogel, van April tot Oct., broedt, hoewel in kleinen getale, in Gelderland en N.-Brab., nestelt op den grond, meest in graanvelden, komt buiten den broedtijd ook in andere provinciën voor).

< >