Gepubliceerd op 29-01-2021

Eibe

betekenis & definitie

(Bij de Romeinen Albis, tsjechisch Labe). Een der hoofdrivieren van Duitschland, ontspringt in Bohemen, niet ver van de Silezische grens, in het hoogste gedeelte van het Reuzengebergte, met meerdere bronnen (Elbbrunnen), die een reeks kleine beken vormen, welke zich ten slotte vereenigen; de voornaamste hieronder zijn het Wittewater, dat niet ver van de Scheekoppen, 1400 meter boven zeeniveau, ontstaat, en de Elbebach of Elbeseifen, die haar oorsprong heeft op de Elbweide en van den rug van het hooggebergte een val (Elbfall) doet van 75 meter, waarop zij een wildromantisch landschap (Elbgrund) doorloopt, zich weldra met het dubbel zoo sterke Wittewater vereenigd (op 680 meter boven zeeniveau), en van nu aan EIbe heet. Deze aanvankelijk een wilde bergstroom doorbreekt allereerst den zuidelijken of boheemschen kam van het Reuzengebergte, om bij Hohenelbe op 450 meter boven zeeniveau, het gebergte te verlaten en vlotbaar te worden. Een z. o. richting aannemende, neemt zij tusschen Jaromer en Josephstadt aan de linkerzijde de Aupa en de Mettau op, en zet daarop haar loop tot Pardubitz zuidelijk voort. Over dit gedeelte heeft zij zeer vlakke oevers: bij Küniggriitz neemt zij links de Adler op, en even boven Pardubitz de Laucna: vervolgens wendt zij zich naar het westen, en behoudt deze richting tot bij Kolin, om van hier af haar loop noordwestelijk te vervolgen. Rechts wordt zij versterkt door de Eidlina en de Iser, links bij Melnik door de Moldau (zie aldaar), de 145 km. lange hoofdrivier van Bohemen, die haar bevaarbaar maakt, en verder boven Leitmeritz doordeEger (zie aldaar). Alsnu doorbreekt zij tusschen Lobositz en Tetschen, in een nauw, door hooge en rotsige oevers begrensd dal, het boheemsche Middengebergte en neemt over dit gedeelte bij Aussig links de Biela (zie ald.) en rechts boven Tetschen de Polzen op. Boven Herrnskretschen gaat zij op Saksisch gebied over en doorbreekt nu in w.n.w. richting het Elbezandsteengebergte, dat zij bij Pirna verlaat, na er links door de Müglitz en rechts door de Sebnitz en de Wesenitz versterkt te zijn. en van 130 meter 216 meter breed te zijn geworden. Na den wijden dalketel van Dresden, waar zij links de Weiszeritz opneemt, te hebben doorloopen, vormt zij ter hoogte van Meiszen een nieuw doorbraakdal en Betreedt als een machtige stroom de noordduitsche laagvlakte. Zij loopt alsnu eerst noord westelijk tot aan Maagdenburg, overschrijdt over dit gedeelte eerst boven Strehla de grens der pruisische provincie Saksen, neemt tusschen Torgau en Wittenberg rechts de Zwarte Bister (zie Elster) op, en wordt daarop door de Flamingheuvelen naar het westen gedrongen, om echter van Aken af haar loop tot aan Maagdenburg weer in n.w. richting te vervolgen. Over dit gedeelte ontvangt zij links beneden Dessau het water van de Mulde, en boven Barby dat van de Saaie. Van Maagdenburg af doorloopt zij in bijna noordelijke richting de provincie Saksen, tot aan Havelberg, waar zij een n.w. richting aanneemt die zij nu tot aan haar monding behoudt ; tusschen Maagdenburg en Hovelberg wordt zij links door de Ohre en de Tanger en rechts door de Nuthe, de Ehle en de Plauensche kanalen versterkt Bij Havelberg wordt de Elbe grensrivier en wel eerst tusschen de provinciën Brandenburg en Saksen, tot Schnaekenburg, van hier tot Dümitz tusschen de provinciën Brandenburg en Hannover, verder over een kort eind tusschen de provincie Hannover en het groothertogdom Mecklenburg-Schwerin, en eindelijk nog tusschen Sleeswijk Holstein en Hannover en tusschen Hannover en het gebied van Hamburg. Zij doorloopt over dat geheele gedeelte, met een zeer zwak verval (Wittenberg 20, Lauenburg 5, Hamburg 1 meter boven zeeniveau), de depressie tusschen den landrug der Lüneburger Heide en het Mecklenburgsche merenplateau, en krijgt hier toevoer rechts van de Havel, de Stepenitz, de Löcknitz, de Elde, de Sude, de Delvenau, de Bille, de Alster, de Wedeler Au’’, de Pinnau, de Krückau, de Rhin en de Stör, links van de Aland, de Jeetze, de Ilmenau, de Seeve, de Este, de Ltihe, de Schwinge, de Oste, het Hadeler kanaal en de Medem. 13 km. boven Hamburg splitst de Elbe zich in de Noorderof Hamburger- en de Zuider- of Harburger Elbe, die zich met tal van armen (waaronder de Köhlbrand tegenover Altona) een eindweegs beneden Hamburg weer tot een enkelen, in de vaargeul 8—9 meter diepen stroom vereenigen. liet voornaamste onder de door genoemde armen gevormde eilanden Wilhelmsburg, is aan het hainburgsche gedeelte van groote havenwerken voorzien. De Noorder-Elbe neemt behalve de Bille en de Aster nog de Dove-Elbe op. De rivier zelf valt bij Cuxhaven met een 15 km. breede monding in de Noordzee. Deze breede monding bevat slechts een smalle vaargeul, met 7—9 meter water.

De Elbe is 1165 km. lang en haar stroomgebied bedraagt 146.500 km2, waarvan ongeveer 95.200 op het duitsche rijk komen. Voor schuiten wordt zij bevaarbaar bij Melnik, voor grootere vaartuigen bij Pirna ; zeeschepen kunnen bij vloedgetij die (tot Geesthacht, 165 km. stroomopwaarts merkbaar is, tot Hamburg varen. In het geheel zijn 846 km. van haar loop bevaarbaar, 107 km. hiervan komen op Bohemen. Het verval van de E. bedraagt tusschen Hohenelbe en Kolin 232 meter, tusschen Kolin en Melnik 71 m , tusschen Melnik en Aussig 23, tusschen Aussig en Tetschen 9, tusschen Tetsehen en Dresden 20, tusschen Dresden en Meiszen 71/.), tusschen Meiszen en Mühlberg 14:;/io, tusschen Mühlberg en Torgau 61/2, tusschen de Havelmonding en Wittenberge 4:!/5, tusschen Lauenburg en Hamburg tusschen Hamburg en Glückstiidt slechts 1i/._> meter. De breedte, die tusschen Jaromer en Königgratz 35, tot Brandeis 80, bij Melnik 130, aan de saksisch-boheemsche grens 150, bij Maagdenburg 240, voor Hamburg 500 m. bedraagt, bereikt bij Blankenese 3750 en beneden Brunsbüttel 7500 meter. De E. is zeer vischrijk, ten deele aan zeevisch, die de rivier opzwemt om kuit te schieten, ten deele aan riviervisch, die de zijrivieren haar toevoeren, terwijl zij bovendien een eigen vischfauna bezit (zg. Elbevisschen), waaronder de steur. In Bohemen is de E. gemiddeld 62 dagen per jaar met ijs bedekt; op de Beneden-Elbe wordt heden de scheepvaart gemiddeld slechts 16 dagen per jaar onderbroken. Hamburg houdt door middel van ijsbrekers de toegang tot zijn haven steeds open.

De voornaamste scheepvaartlijnen van het Elbegebied gaan eensdeels van Hamburg naar Berlijn en naar de Midden- en Beneden-Oder, vanwaar andere waterwegen naar Stettin en naar de Weichsel voeren, anderdeels over Maagdenburg naar Saksen en Bohemen; van beteekenis is ook de lijn van Maagdenburg naar de Beneden-Oder. het verkeer met de Midden- en Boven-Oder is sinds de kanalisatie van de Oder en sinds den aanleg van het Oder-Spreekanaal sterk toegonomen; overigens voeren de Havel, de Spree en de Saaie de Elbe een intensief verkeer toe, hetzelfde ziet men v/li nieuwe Elbe-Travekanaal en den Müritzsee-Elde-waterweg tegemoet. Stoomscheepvaart heeft op de E. van Dresden uit stroomopwaarts tot Melnik en langs de Moldau tot aan Praag, stroomafwaarts tot Hamburg, Harburg en Altona plaats, meest in den vorm van groot-bedrijf, door groote maatschappijen (Sächsisch-Böhmische Dampfschiffahrtsgesellschaft, die het personenverkeer tusschen Dresden—Leitmeritz en tusschen Dresden—Strehla, in handen heeft, Oesterreichische Nordwest-Dampfschiffahrtsgesellschaft, Dampfschiffahngesellschaft vereinigter Schiffer te Dresden, Berlin-Hamburger Dampfschleppschiffahrtsverein te Berlijn, die liet grootste deel van het verkeer tusschen Berlijn en Hamburg langs de Havel en de Elbe in handen heeft, Neue Norddeutsche Fluszdampfschiffahrtsgesellschaft, die de gemeenschap tusschen Hamburg, Wittenberge, Maagdenburg en Dessui onderhoudt, enz.), terwijl kleinere maatschappijen en firmas sleepdienten tusschenHamburg en alle plaatsen aan de Boven-Elbe, de Saaie, Berlijn en de BovenOder onderhouden.

De omgeving van de Elbe heeft dikwijls zwaar te lijden gehad van overstroomingen, die om de 14 a 16 jaar bijzonder sterk plegen te zijn; vooral die van 1774, 1799, 1815, 1830, 1845 en 1890 richtten in het benedendeel van haar gebied groote verwoestingen aan; in den laatsten tijd worden allerlei voorzorgsmaatregelen genomen.

< >