Gepubliceerd op 20-01-2021

Edward hyde clarendon

betekenis & definitie

(eerste graaf van) Engelsch geschiedschrijver en staatsman, geb. te Dixton in Wiltshire, 18 Febr. 1609, derde zoon van Henry Hyde, werd voor den geestelijken stand bestemd en daartoe op 13jarigen leeftijd naar Oxford gezonden, werd echter in 1625 door den dood van zijn eenigen broeder erfgenaam der familie-goederen, hetgeen een anderen loopbaan wenschelijk maakte; hij begon zich aan de rechtsgeleerdheid te wijden, onder leiding van zijn oom, had omgang met de eerste letterkundigen zijns tijds (Ben Jonson, Carew, Waller, Seller), huwde in 1629 met een dochter van sir George Ayliffe, was een half jaar later weduwnaar en hertrouwde na een drietal jaren met een dochter (overl. 1 6 6 7) van sir Thomas Aylesbury, master ot the requests; in April 1640 kreeg hij zitting in het Short Parliament als afgevaardigde van Wootton-Basset, en bleek in dit lichaam een ijverig aanhanger der popular party, evenals in het Long Parliament, waarin hij zitting kreeg voor Saltash; hij was chairman in het komité dat onderzoek moest doen naar de wenschelijkheid van een reorganisatie van het kerkelijk bestuur; toen de volkspartij echter niet tevreden bleek met tijdelijke en schijnbare hervormingen, maar haar werkzaamheid op blijvende overwinningen richtte, ging hij, volgens een zijner biographen „in perfect accordance with both his religious and his political principles”, over tot de partij der royalisten, protesteerde openlijk en met klem tegen de Grand Remonstrance en kreeg hiervoor van den koning den post van solicitor-generaal, dien hij echter afwees; met Falkland en Colepepper begon hij nu op het krachtigst voor de belangen der koninkl. familie op te komen, door denkoning echter slechts ten halve vertrouwd en geheel onkundig gehouden van diens politieke oogmerken, zoodat waarschijnlijk de arrestatie van de vijf leden van het House of Commons hem in even groote mate verraste als de tegenpartij; nadat koning Karel Londen verlaten had, bleef Hyde nog eenige weken zijn zetel in het Lagerhuis innemen, steeds in het geheim in verstandhouding blijvende met het hof; in Mei echter achtte hij het voor zijn eigen veiligheid geraden Londen te verlaten, en begaf zich naar York; in Maart 1643 benoemde de koning hem tot chancellor of the exchequer (schatkanselier); verder werd voor allerlei belangrijke zaken van zijn diensten gebruik gemaakt. Toen in 1645 na Naseby de zaak der royalisten geheel verloren was, werd hij met lord Gapel, lord Hopton en sir John Colepepper aangesteld om te waken over den prins van Wales (later Karel II), die door hen eerst naar Scilly en op het einde van 1646 naar het eiland Jersey werd gebracht; toen de prins door zijn moeder naar Parijs werd ontboden, bleef Hyde, na vruchteloos hiertegen te zijn opgekomen, op Jersey achter, waar hij in het geheel twee jaren verbleef, zich onledig houdende met de studie der psalmen en met het schrijven van de eerste vier boeken van zijn grootste werk: History of the Bebellion. In April stelde hij een antwoord op tegen de door het parlement uitgevaardigde ordenance, die den koning schuldig verklaarde aan dén burgeroorlog en alle betrekking tusschen Karel I en Engeland afsneed; in Mei daaropvolgende werd hij door den prins opontboden, begaf zich op weg, en bereikte na een moeilijke en gevaarvolle ' reis Duinkerken, waar de prins zich ophield (Aug. 1648); hij werd alsnu met lord Collington naar Spanje gezonden, om dat land tot bemiddeling te bewegen, welke poging echter geen resultaten' had; Hyde verbleef twee jaren in Spanje, bestudeerde hier de zeden en gebruiken en schreef er zijn Animadversions on the Supremacy of the Pope; in 1651 gedwongen Spanje te verlaten, begaf hij zich naar Parijs, naar den prins; gedurende de negen jaren die nog voor de restauratie verliepen, was hij een der meest onfortuinlijken der verbannenen, vooral door de grilligheid en zorgeloosheid van zijn meester, den prins, terwijl zijn godsdienstige onverdraagzaamheid hem gedurig in moeilijkheden bracht; zijn geheel belanglooze en zelfs opofferende trouw werd echter door de koninklijke familie zeer op prijs gesteld; hij kreeg den titel van chief adviser of the king, werd belast met de leiding der correspondentie met de engelscLe koningsgezindon, en zag zich in 1658 tot lord chancellor benoemd.

Bij de restauratie behield hij den post van lord chancellor, herkreeg tevens dien van schatkanselier, en kreeg reeds dadelijk de leiding der regeering in handen; weldra werden nu het opperbevel over het leger enz. weder aan de kroon opgedragen, de Triennial Act herroepen, en allerlei reactionaire wetten uitgevaardigd, meest allen bedoelende de autocratie des souvereins te bevestigen en de macht van de vertegenwoordiging te besnoeien; C. liet daarbij duidelijk doorschemeren dat alleen politieke berekening de regeering afhield van een geduchte algemeene wraakoefening op allen die de zaak van Cromwell hadden gesteund; om deze reden en door zijn overdreven eerbied voor den souverein, zijn hartstochtelijke gehechtheid en eenzijdige begunstiging van de staatskerk, was hij weldra een der meest impopulaire figuren in Engeland, vooral ook door de Act of Indemnity, die wel al het verlorene teruggaf aan degenen die, gelijk Hyde zelf, om aan de noodzakelijkheid te ontkomen van hetzij het hunne beneden de waarde te verkoopen of de zijde van Cromwell te kiezen, hunne goederen onbeheerd hadden achtergelaten, maar niets aan de honderden die genoodzaakt waren geweest den eersten weg te kiezen, en zoodoende in de zaak des konings enorme schade hadden geleden; niettemin handhaafde hij zich nog steeds in de gunst van den koning, die hem in 1661, bij gelegenheid van het huwelijk van zijn dochter met den hertog van York, tot baron Hyde van Hindon en weinig later tot graaf van Clarendon verhief, waarbij hem tegelijkertijd een gift van 20.000 pond sterling werd aangeboden; zijn vele en machtige vijanden zaten intusschen niet stil: een pogen van den graaf van Bristol in 1663 om hem ten val te brengen mislukte nog geheel, doch in 1667 was zijn invloed op den koning, deels door zijn censorisme, deels door zijn oppositie tegen eiken maatregel van tolerantie jegens de katholieken, dermate verzwakt, dat hij zoo goed als machteloos tegen zijn benijders en vijanden stond; omstr. dezen tijd viel het oog des konings op miss Fanny Stewart, en besloot hij deze te huwen, dadelijk stappen doende om zich van de koningin te doen scheiden; tegen dit voornemen, dat de descendanten des konings met uitsluiting van de opvolging bedreigde, kwam C. op de meest besliste wijze in oppositie, en naar men meent was het aan zijn bemoeiingen te danken dat een huwelijk tusschen gezegde miss Fanny Stewart en den hertog van Richmond tot stand kwam, en de koning zoodoende van zijn plan moest afzien; toen terzelfdertijd een oorlog met Holland roemloos voor Engeland eindigde, liet de koning hem vallen; omstreeks het midden van 1667 werd de hertog van York tot hem gezonden met de opdracht hem te bewegen het kanselierschap neder te leggen; toen hij dit weigerde werd hij 30 Aug. 1867 gedwongen het grootzegel in handen van secretaris Morrice af te leggen, hoewel hij nog door een zeer nederig schrijven, waarin hij zijdelings op zijn bewmzen diensten zinspeelde en alle schuld aan ’s konings teleurstelling ten opzichte van Fanny Stewart ontkende, de gunst des konings gezocht had te herwinnen. Kort na zijn val stelde het Lagerhuis een aanklacht van hoogverraad tegen hem in (6 Nov.); de aanklacht bevatte 17 artikelen; vele punten van het hem ten laste gelegde waren overdreven en gezocht, twee geheel valsch; een aantal werkelijk ernstige bleven echter nog over; de hoofdpunten der aanklacht waren: dat hij gezocht had te regeeren door middel van een staand leger, en zonder parlement; dat hij onveroordeelde beklaagden in verzekerde bewaring had doen stellen op plaatsen waar zij geen gelegenheid hadden zich op de wetten van het land te beroepen; dat hij handel had gedreven in goedbetaalde posten, en op allerlei andere wijzen munt had geslagen uit zijn positie; dat hij den koning misleid had aangaande de buitenlandsche zaken en staatszaken aan den vijand had verraden. Echter werd den Lords slechts een algemeene aanklacht van hoogverraad, zonder gespecificeerde gronden, tegen C. aangeboden, hetgeen deze weigerden te accepteeren. Evenwel werd het thans ook C. zelf duidelijk dat alles zich tegen hem keerde en hij ten slotte onvermijdelijk het onderspit zou moeten delven; hij besloot toen door een vrijwillige ballingschap zijn vijanden uit den weg te gaan; 29 Nov. 1667 verliet hij Engeland, na nog eerst een verdediging bij de Lords te hebben ingezonden, die verworpen en door den scherprechter werd verbrand, terwijl C. zelf levenslang verbannen werd; C. ging in Frankrijk aan land, kreeg na herhaalde weigeringen ten slotte vergunning zich in dit land te vestigen, werd te Evreux door een aantal engelsche zeelieden bijna vermoord, vestigde zich te Avignon, later te Montpensier, en bracht de rest van zijn leven door in laatstgenoemde stad en te ftouaan, waar hij 9 Dec. 1674 overleed; gedurende zijn ballingschap hervatte hij zijn Meditations on the Psalms, voltooide zijn History of the Rebeüion, schreef zijn Life (autobiographie), verder A Short View of the State of Ireland, zijn meeste Essays, en zijn Survey of Hobbe’s Leviathan; tweemalen richtte hij een smeekbrief tot koning Karel om vergunning naar Engeland terug te komen; beide keerenbleef deze echter onbeantwoord. T. M’Kinnon Wood zegt omtrent dezen staatsman: „Hetkarakter in C. is scherp omlijnd; ten hove van Karel II was hij de eenige die niet hoereerde of zich bedronk, en de eenige die heel niet vloekte; zijn handel en wandel doet drie leidende beginselen ten sterkste uitkomen; het eerste, waarvan hij nimmer afweek, was een hartstochtelijke gehechtheid aan het credo en de politiek der engelsche staatskerk; het tweede, waaraan hij over het geheel even trouw bleef, was zijn eerbied voor de engelsche grondwet; het derde, dat hij echter meermalen edelmoedig aan de beide eerste ten offer bracht was persoonlijk belang en zijn eerzucht. In de practische politiek ontbrak het hem zoowel aan inzicht als aan tact, terwijl hij (hoewel overigens een behendig debater, welsprekend verdediger van eigen inzichten, vooral met de pen, en uitmuntend man van zaken), in het parlement op moeilijk te weer leggen oppositie stuitende, lichtelijk alle zelfbeheersching verloor. In de theoretische politiek was hij volslagen en verwoed conservatief. Geen eenvoudig landedelman, wien het niet gegeven was den koning anders dan in de oogenblikken eener plechtigheid gade te slaan, zou dieper eerbied voor den persoon van den vorst aan den dag hebben kunnen leggen dan deze hoveling, dagelijksche getuige van ’s konings zelfzucht, laaghartigheden en wroeten in het onreine. Hoog en koel jegens gelijken, wist hij desverlangd alle gevoel van eigenwaarde voor een oogenblik af te leggen; en in zijn streven om de koninklijke gunst te behouden „he sometimes appeared to abjure every feeling of manly independence”; zoo vergunde hij b.v. zijn echtgenoote niet in haar hoereerende omgeving omgang te hebben met eenige vrouw van disreputabel karakter, hoe hoog ook overigens hare positie mocht zijn; echter bewoog hij op ’s konings bevel de koningin een der minnaressen haars gemaals als hofdame toe te laten. Dat hij als geschiedschrijver, als hoedanig zijn naam nog het best tot het nageslacht is overgekomen, een ruimen blik of diep inzicht toont, kan niet worden beweerd; zijn werken zijn even zooveel pleidooien in het belang der Episcopale royalisten; doch zijn stijl, hoewel op vele plaatsen gebrekkig en vermakelijk ontaalkundig, heeft vele schoonheden, is steeds bevallig en vol humor.”

Zijn dochter, Anna Hyde, huwde Nov. 1659 met den hertog van York, zeer tegen den zin haars vaders, die verklaarde religieuze bezwaren tegen een zoo hooge eer te hebben en zijn dochter liever de maitresse dan de echtgenoote des hertogs te hebben gezien; toen later sir Charles Berkley een aanslag deed op haar eer, door onder eede te verklaren dat zij hem met haar plichten als gehuwde vrouw onvereenigbare gunsten had toegestaan, hetgeen hij later herriep, vond zij in haar vader meer een bezwarende ge tuige dan een verdediger; als gemalin van genoemden hertog van York, later Jakobus II, is zij de moeder van twee koninginnen, Maria II en Anna (zie deze)

Zijn oudste zoon was Henry Hyde, graaf van C., zijn jongere zoon Lawrence Hyde, later graaf van ïtoehester (zie aldaar). De eerste werd door Jakobus II in de plaats van Halifax tot geheim-zegelbewaarder verheven en vervolgens als lord-luitenant naar Ierland gezonden, echter in 16b7 uit zijn ambt ontzet, daar hij Jakobus’ politiek niet volgde; hij trad daarop in verbinding met Willem van Oranje, en begunstigde diens verheffing tot koning van Groot-Britannië (1688), begon daarop met diens vijanden te heulen, werd veroordeeld doch begenadigd, en overleed in 1708. _

< >