1) Ambt van den badenschen kreits Karlsruhe, 200 km2., in 1900: 39.497 inw., in 21 gemeenten.
2) Hoofdpl. van het ambt D., 4 km. o. van Karlsruhe, aan de Pfinz, aan den voet van den Turmberg, waarop nog een romeinsche wachttoren staat, aan de spoorlijnen Bazel—Heidelberg, Karlsruhe— Pforzheim en Karlsruhe—Eppingen, in 1900: 11.353 inw.; overblijfselen der oude vestingwerken, oud kasteel, gotische evangelische kerk met toren (12de eeuw), standbeeld van markgraaf Karel II, die D. in 1565 tot zijn residentie maakte, groothertogelijk progymnasium (in 1856 gesticht), ijzerindustrie, fabrikage van machineriën, orgels, naaimachines, glacéleer, handschoenen, margarine, wijnsteen; bierbrouwerij, handel in groenten op Karlsruhe.
D., in 1161 voor de eerste maal vermeldt, en toenmaals een klein dorp, behoorde voorheen tot het graafschap Calw, kwam in 1227 aan den markgraaf van Baden, en was 1565—1715 residentie der markgraven BadenDurlach. De stad werd 16 Aug. 1689 door de franschen onder Mélac ingenomen en verbrand. 25 Juni 1849 vonden hier verwoede gevechten plaats tusschen de pruisische troepen en de opgestane badenschen plaats.