vlaamsch schrijver, 18de eeuw; liet in handschrift na een verzameling fabelen en anagrammen, getiteld: [i]De schat der rymkonste.
[/i]
W. S. J. van Waterschoot van der Gracht
geb. 1845 te Beverwijk, promov. 1868 te Leiden tot doctor in de rechten, op proefschrift: Over den aard en het wezen der erfdienstbaarheden. Sedert 1875 notaris te Amsterdam, langen tijd lid van den gemeenteraad aldaar en lid der Prov. Staten van N.-Holland voor Haarlem, Alkmaar en Amsterdam VII; sedert 1904 lid van de Eerste Kamer voor Z.-Holland; president van het bestuur der r.-kath. ziekenverpleging, idem van het O. L. Vrouwe Gasthuis, beide te Amsterdam; administrateur van het watersnoodfonds, alsmede bestuurslid van verscheidene andere vereenigingen en instellingen; geheim kamerheer van den paus met kap en degen.