(Cupressus Toorn.) Plantengeslacht van de familie der Cupressineeën, altijdgroene boomen of struiken met kleine, op den rug meest van een olieklier voorziene bladen, monoezische bloemen en ronde naalden met gevleugelde zaden; het geslacht is met 12 soorten verbreid over de warmere gebieden van het noordelijk halfrond, in het bijzonder in de gebergten van Perzië, Oost-Indië, China, Mexico en Californië. De altijd groene cypres, Cupressus sempervirens, een boom met donkergroene bladen, inheemseb in de warmste deelen van Perzië, wellicht ook indenHimalaya, en sinds langen tijd in Zuid-Europa, Noord-Afrika, en Klein-Azië ingevoerd, bereikt een hoogte van 30 meter en wordt veelvuldig gecultiveerd, evenals de Cupressus fastigrate en Cupressus horizontalas. De boom verscheen tegelijk met den Iranischen lichtdienst uit zijn vaderland in meer westelijk gelegen landen ; in de slanke, obelisk-achtige gestalte des booms zag de zendgodsdienst het beeld der. heilige vuurvlam, en door geheel Iran prijkte hij voor de vuurtempels en in de hoven der paleizen Door de oudste assyrische-babylonische veroveraars naar de landen van den arameesch-kana&nitische stam, op den Libanon op Cyprus enz. overgebracht, werd hij ook hier een heilige boom; bij de Phoeniciërs kreeg hij het eerst de practische beteekenis, die hij door de geheele grieksche enromeinsche oudheid heen behield; het harde met aangenamen geur verbrandende hout gold als onvergankelijk en onvernietigbaar; de Phoeniciërs bouwden van cypressenstammen hunne handelsschepen; bij de Grieken en Romeinen diende het -cypressenhout voor tempeldeuren, gedenktafels, godsbeelden enz. Homerus kende reeds het cypressenhout; later kwam de cypres naar Italië en ook hier als in het oosten werd het beeld van rouw, het symbool van droefenis en smart; ten tijde van Augustus werden lijkbaren en sterfhuizen algemeen met cypressentakken omhangen; beroemd zijn de door tallooze cypressen beschaduwde kerkhoven der Turken aan de aziatische zijde van Konstantinopel. De cypres bereikt een hoogen ouderdom; de cypres van Somma in Lombardije wordt verondersteld nog een halve eeuw ouder te zijn dan de christelijke tijdrekening ; Napoléon week bij zijn overtocht over den Simplon van de rechte marschlinie af, louter om dezen boom te sparen. De cipreses de la reina in den tuin van het generalife bij Granada zouden in de 15de eeuw geplant zijn. De Alpen heeft de cypres nimmer overschreden. Hout en vruchten werden voorheen in de geneeskunde gebezigd; de arabische artsen plachten borstlijders verblijf in cypressenbosschen voor te schrijven.
In de kunst en in de literatuur, vooral in de dichtkunst, speelt de cypres:
„Dark tree, still sad when others grief is fied,
The only constant mourner o’er the dead”,
een belangrijke rol, steeds als symbool van rouw en droefheid, van trouw tot in den dood.