Stadje op het eiland Luzon, Philippijnen, aan het meer Bay, 9000 inw. (Jalainianrs. De zw. groep der Philippijnen, door de breede straat Mindoro van het eiland Mindoro gescheiden, bestaat uit een aanmerkelijk aantal kleine en vier groote eilanden: Barragon of Calamian, Coron, Linacapan en Busuanga.
De C. zijn ten deele bergachtig, hoogste punt 657 m. De bodem is overal uiterst vruchtbaar (kokospalmen, rijst, indigo, koffie, suikerriet, tabak, vruchtboomen, groenten) ; overigens leveren deze eilanden nog honig en was, eetbare vogelnesten, pareloesters en visch ; ook komen ijzer en goud voor. Het klimaat is ongezond. De C. vormden onder het spaansch bestuur met de Cuyosgroep een provincie der Philippijnen van 1600 [J km. oppervlakte ; zij worden bewoond door Tagalen, Maleiers, Chineezen enz. In de wouden zwerven nog enkele stammen Nigritos en niet-mohamedaansche stammen rond. Hoofden belangrijkste havenplaats is Taitai, aan de gelijkn. baai aan de noordzijde van Palauan, een klein, gedurig door boosaardige koortsen geteisterd plaatsje, met nauwelijks 1000 inw. Het spaansche bestuur heeft aan deze eilanden, die met eenige moeite en kosten tot een der bloeiendste provinciën van den Philippijnen-archipel gemaakt hadden kunnen worden, niet de minste zorg gewijd.
