nederl. taalkundige en ethnoloog, geb. 16 Jan. 1818 te Amsterdam, werd proponent bij de evang.luth. kerk, en ging in 1848 naar Zuid-Celebes, als afgevaardigde van het Nederl. Bijbelgenootschap, met opdracht om het makassaarsch en boegineesch te beoefenen en hulpmiddelen voor het aanleeren dier taal te vervaardigen, vertoefde hier tot 1879, en vestigde zich toen te ’s Gravenhage tot het voortzetten van zijn hoofdwerk, een bijbelvertaling in bovengenoemde talen.
Behalve de voltooide gedeelten daarvan gaf hij makassaarsche en boegineesche spraakkunsten en woordenboeken, aardrijkskundige schetsen, ethnologische studiën enz. in het licht.
