geb. 1773 te Amsterdam, tot 1838 doopsgez. leeraar te Haarlem en aldaar overl. in 1863; bibliothecaris der stadsbibliotheek; van 1829 tot zijn dood verzamelde hij de bewijzen voor Coster’s aanspraak op de uitvinding der boekdrukkunst.
Zijn broeder Jeronimo, in 1777 te Amsterdam geb., was een gelukkig beoefenaar der klassieke en nederlandsche letterkunde en een groot voorstander der beeldende kunsten en schreef: Proeve eener geschiedenis der Ned. dichtkunde (1810, 2de dr. 1836). Hij overleed in 1853.