hoofdstad van het gelijkn. rijkje der Egba’s in West-Afrika, 89 K.M. n. van Lagos aan de Slavenkust, links aan de rivier Ogoen met 100 a 150.000 inw., w.o. eenige honderden christenen. Rondom de stad loopt een aarden muur van 2—3 meter hoogte, in het geheel 30 K.M. lang en bovendien een 3 meter diepe gracht.
De stad zelf bestaat uit een aantal rondom heuvels gebouwde vlekken. De bewoners houden zich bezig met weverij, ververij, landbouw en handel in palmolie, welke laatste in groote hoeveelheden rivierafwaarts naar Lagos wordt verzonden; in laatstgenoemde stad koopen de handelslui van A. veel producten der Europ. industrie. Sinds 1898 is A. ook per spoor met Lagos verbonden. A. is gesticht door vluchtelingen uit het veroverde rijk Yomba in 1825 en ontwikkelde zich snel tot een volkrijke plaats. Bekeerde Egba’s uit Liberia brachten er het christendom. Weldra kregen Europ. zendelingen toegang tot de stad, doch zij werden reeds in 1867 weer verdreven. Eerst in den laats ten tijd kreeg de zending er opnieuw vasten voet.