(zelfstandig naamwoord)
[alg.] succes(nummer), kassucces, klapper
- Hebt u ook de verzamel-CD met al mijn succesnummers? vroeg de artiest nieuwsgierig.
- Die alumniumstepjes waren een klapper. Bijna elke treinpendelaar leek er een te hebben.
[ict] treffer
- De zoekvraag 'zoekvraag' levert onnoemelijk veel treffers op.
[alg.] voltreffer, rake klap
- De droon vuurt en treft precies het doel. Weer een voltreffer.