Werkwoorden vervoegen
verkillen
Tegenwoordige tijd verkillen
Ik verkil
Jij verkilt
verkil jij?
U verkilt
Hij/Zij/Het verkilt
Wij verkillen
Jullie verkillen
Zij verkillen
Verleden tijd van verkillen
Ik verkilde
Jij/U verkilde
Hij/Zij/Het verkilde
Wij verkilden
Jullie verkilden
Zij verkilden
Voltooid deelwoord van verkillen
verkild
Tegenwoordig deelwoord van verkillen
verkillend