Werkwoorden vervoegen
skaten
Tegenwoordige tijd skaten
Ik skate
Jij skatet
skate jij?
U skatet
Hij/Zij/Het skatet
Wij skaten
Jullie skaten
Zij skaten
Verleden tijd van skaten
Ik skatete
Jij/U skatete
Hij/Zij/Het skatete
Wij skateten
Jullie skateten
Zij skateten
Voltooid deelwoord van skaten
geskatet
Tegenwoordig deelwoord van skaten
skatend