Werkwoorden vervoegen
meekomen
Tegenwoordige tijd meekomen
Ik kom mee/meekom
Jij komt mee/meekomt
kom mee
U meekomt/komt mee
Hij/Zij/Het komt mee/meekomt
Wij komen mee/meekomen
Jullie komen mee/meekomen
Zij komen mee/meekomen
Verleden tijd van meekomen
Ik kwam mee/meekwam
Jij/U kwam mee/meekwam
Hij/Zij/Het kwam mee/meekwam
Wij kwamen mee/meekwamen
Jullie kwamen mee/meekwamen
Zij kwamen mee/meekwamen
Voltooid deelwoord van meekomen
meegekomen
Tegenwoordig deelwoord van meekomen
meekomend