Werkwoorden vervoegen
lanteren
Tegenwoordige tijd lanteren
Ik lanter
Jij lantert
lanter jij?
U lantert
Hij/Zij/Het lantert
Wij lanteren
Jullie lanteren
Zij lanteren
Verleden tijd van lanteren
Ik lanterde
Jij/U lanterde
Hij/Zij/Het lanterde
Wij lanterden
Jullie lanterden
Zij lanterden
Voltooid deelwoord van lanteren
gelanterd
Tegenwoordig deelwoord van lanteren
lanterend