Werkwoorden vervoegen
envelopperen
Tegenwoordige tijd envelopperen
Ik enveloppeer
Jij enveloppeert
enveloppeer jij?
U enveloppeert
Hij/Zij/Het enveloppeert
Wij envelopperen
Jullie envelopperen
Zij envelopperen
Verleden tijd van envelopperen
Ik enveloppeerde
Jij/U enveloppeerde
Hij/Zij/Het enveloppeerde
Wij enveloppeerden
Jullie enveloppeerden
Zij enveloppeerden
Voltooid deelwoord van envelopperen
geënveloppeerd
Tegenwoordig deelwoord van envelopperen
envelopperend