Werkwoorden vervoegen
dialogiseren
Tegenwoordige tijd dialogiseren
Ik dialogiseer
Jij dialogiseert
dialogiseer jij?
U dialogiseert
Hij/Zij/Het dialogiseert
Wij dialogiseren
Jullie dialogiseren
Zij dialogiseren
Verleden tijd van dialogiseren
Ik dialogiseerde
Jij/U dialogiseerde
Hij/Zij/Het dialogiseerde
Wij dialogiseerden
Jullie dialogiseerden
Zij dialogiseerden
Voltooid deelwoord van dialogiseren
gedialogiseerd
Tegenwoordig deelwoord van dialogiseren
dialogiserend