Werkwoorden vervoegen
bijleren
Tegenwoordige tijd bijleren
Ik leer bij
Jij leert bij
leer jij bij?
U leert bij
Hij/Zij/Het leert bij
Wij leren bij
Jullie leren bij
Zij leren bij
Verleden tijd van bijleren
Ik leerde bij
Jij/U leerde bij
Hij/Zij/Het leerde bij
Wij leerden bij
Jullie leerden bij
Zij leerden bij
Voltooid deelwoord van bijleren
bijgeleerd
Tegenwoordig deelwoord van bijleren
bijlerend