Werkwoorden vervoegen
begrinten
Tegenwoordige tijd begrinten
Ik begrint
Jij begrint
begrint jij?
U begrint
Hij/Zij/Het begrint
Wij begrinten
Jullie begrinten
Zij begrinten
Verleden tijd van begrinten
Ik begrintte
Jij/U begrintte
Hij/Zij/Het begrintte
Wij begrintten
Jullie begrintten
Zij begrintten
Voltooid deelwoord van begrinten
begrint
Tegenwoordig deelwoord van begrinten
begrintend