ZETTER, m. (-s), die zet, inz. letterzetter;
— hoofdambtenaar bij de regeling van den aanslag eener belasting : het college van zetters;
— die diamanten in ringen enz. zet;
— (muz.) toonzetter;
— (bij korendragers) iem. die hun bij het opnemen der zakken behulpzaam is;
— (art.) werktuig aan de zijde van een spil of rad, om het terugdraaien te beletten;
— zeker gereedschap der kaasmakers: vorm waarin de kaas na het persen te zouten wordt gezet;
— muggenhor;
— zetijzer voor zagen.