ZEEBLAAS, v. (...blazen), eene soort van zeekomkommer; (ook) zeilschip dat goed bij den wind zeilt;
...BLEI, v. (-en), (nat. hist.) zeebrasem, zekere visch;
...BLOEM, v. (-en), zeepostelein (ammadeniapeploides) zekere waterplant;
...BOCHT, v. (-en), golf, bocht der zee landwaarts inloopende ;
...BODEM, m. (-s);
...BOEK, o. (-en), (zeew.) eene verzameling van kaarten en landverkenningen met opgaven en opmerkingen verrijkt, ook zeefakkel, zeespiegel, overzeilen en graadboek geheeten;
...BOEZEM, m. (-s), diepe, wijde golf ;
...BONK, m. (-en), oude zeebonk, geoefend zeeman, matroos die lang gevaren heeft;
...BOODSCHAPPER, m. (-s), een toestel bestaande uit een grooten elastieken bal, waaraan een koperen bal bevestigd is, welke hermetisch gesloten kan worden, ten einde daarin bv. bij schipbreuk een brief te bergen, om dien aan de golven prijsgegeven, de kust te doen bereiken ;
...BOON, v. (-en), (plantk.) eetbare vrucht van een Indischen acacia (mimosa scandens);
...BOOT, v. (-en), boot die op zee vaart;
...BOUWER, m. (-s), zeeschip; (fig.) zeevaarder.