WINTERPALEIS, o. (...zen), paleis ingericht om ’s winters bewoond te worden;
...PARTIJ, v. (-en);
...PEER, v. (...peren), peer die in den winter goed is;
...PET, v. (-ten), dikke pet;
...PLANT, v. (-en), plant die ’s winters goed blijft;
...PREI, v. de gewone prei (allium porrum);
...PRET, v. pret die men ’s winters smaken kan;
...PROVISIE, v. (-s), wintervoorraad;
...ROGGE, v. rogge in den herfst uitgezaaid;
...ROK, m. (-ken), dikke rok;
...ROOS, v. (...rozen), stokroos;
...RUPS, v. (-en), rups die overwintert;
...RUST, v. rust die veel dieren, planten en bedrijven ’s winters hebben, inz. winterslaap;
...SALADE, v. veldsalade.