VERZUIPEN - (verzoop, heeft en is verzopen), (plat) in het water omkomen, doen omkomen: visschen kunnen niet verzuipen; een hond verzuipen; zich verzuipen;
— (fig.) in die schoenen kunnen mijne voeten wel verzuipen, zij zijn mij veel te groot;
— in (sterken) drank verteren : zijn geld verzuipen; zijn verstand verzuipen, door sterken drank versuffen; zich verzuipen, te veel zuipen, zoodat de gezondheid er nadeel door lijdt.