Gepubliceerd op 06-12-2018

SIMPEL

betekenis & definitie

SIMPEL - bn. bw. (-er, -st), eenvoudig, enkel: een simpel woord; hij is maar een simpel soldaat, een gemeen soldaat;

— eene simpele akte, eene onderhandsche ;
— de simpele duif, onschuldige ;
ik heb hem simpel gezegd, dat hij gaan kon, alleen, bloot, kortweg gezegd ;
— suf, zwak van hersenen, wezenloos : zij is simpel geworden ; zich recht simpel aanstellen, erg onnoozel, dom.

< >